Leucisme: fonkelwitte fauna
29 september 2017
In de Diem zwemt een witte meerkoet. Dus niet zo’n zwarte bol, maar een bijna helemaal witte. Alleen op zijn hoofd en vleugels zitten wat zwarte vlekken. Een albino! dacht ik eerst. Maar dat is het niet. Hij heeft geen rode ogen, en dat hebben albino’s wel, weet ik nog van vroeger. Ik had als kind een albinokonijn; dat wit had een magische aantrekkingskracht op mij. Niet verbazingwekkend, want het valt enorm op. Ook nu weer: een donker riviertje, her en der donkere vlekken van eenden en meerkoeten en daartussen knalt die ene je fonkelwit tegemoet. Daar kan dat beestje niks aan doen, lichte kleuren lijken nou eenmaal naar je toe te komen, terwijl donkere kleuren wijken. Daarbij komt nog het contrast tussen licht en donker: waar het minst van is valt op, in dit geval een witte vlek tegen een donkere achtergrond.
Geen albino dus, maar wat dan wel? Het is leucisme, een andere pigmentafwijking. Behalve de rode ogen vanwege de zichtbare bloedvaten zijn er nog meer verschillen: leucisme is vaak maar ten dele: bijvoorbeeld alleen een wit hoofd of een gevlekt lijf. Bij albinisme kan dat niet. En een leucistisch dier heeft niet alleen normaal gekleurde ogen, maar ook de poten en de snavel zijn gekleurd. De reden daarvoor is dat hij wel pigment heeft, het komt alleen niet tot uitdrukking in de veren of vacht. Doordat hij pigment heeft, is hij ook niet overgevoelig voor zonlicht, zoals een albino. Wat ook opvallend is, is dat de hoeveelheid wit kan veranderen met de jaren. Wel is bij leucisme een veer (of een haar) altijd geheel wit of geheel gekleurd. Wanneer ze ten dele wit zijn, duidt dat eerder op een voedseltekort. Beide, leucisme en albinisme, komen bij alle dieren voor. En ook bij mensen trouwens.
Leucistische dieren zijn vaak agressiever dan hun gekleurde soortgenoten. Waarschijnlijk overlevingsdrang, want handig is het niet, dat opvallende wit. Of je je nou wilt verstoppen om aan roofdieren te ontkomen of omdat je een prooidier besluipt, een camouflagepak komt altijd goed van pas. Albino’s hebben het dan ook moeilijk in het wild. Hoe zit dat bij andere witte dieren? Een poolvos of hermelijn in wintervacht, een sneeuwuil op de besneeuwde toendra of een ijsbeer op de noordpool, dat werkt als schutkleur, dat is duidelijk. Maar hoe moet een zwaan onopvallend manoeuvreren? Of een zilverreiger? En zwart-witte dieren zoals panda of witte tijger? Toch overleven deze dieren prima in het wild, zo lang de mens er niet op jaagt. Waarschijnlijk hebben ze er geen last van, eten ze gras of bamboe, en leven er niet veel vijanden in de buurt.
Zelf willen we het niet, witte vlekken op de huid, of een witte lok in bruin haar. Maar bij (huis)dieren vinden we het prachtig. Veel tamme varianten van wilde dieren, zoals gans of duif, zijn speciaal wit gefokt. En bij koeien, paarden, katten en honden zijn hele fokprogramma’s opgesteld om de kleuren precies op de juiste plek te krijgen, zoals een wit masker bij een bicolour ragdoll of witte sokjes bij een heilige birmaan, liefst precies symmetrisch. Door selecteren en kruisen krijgen we wat wij mooi vinden, maar het berust net zo goed op een pigmentafwijking: piebaldisme in dit geval. Iets wat ook bij mensen voorkomt, en ook bij wilde dieren, maar het is zeldzaam. In de natuur, komt wit op wat uitzonderingen na vooral voor in de sneeuw. Gelukkig is mijn witte meerkoet vrij fel en zwemt hij daar al twee jaar rond.
Marisa Stoffers
Foto’s
Headerfoto: Leucistische pauw, Koorakula Divya, Wikimedia
Alinea 1: Leucistische meerkoet in de Diem, Marisa Stoffers
Alinea 2: Leucistische krokodil, jimmyweee, Wikimedia
Alinea 3: Een poolvos heeft ’s winters een witte vacht, ’s zomers een gekleurde, Wikimedia
Alinea 4: Kat met wit masker (bicolourpatroon), Tojay, Wikimedia