Ruim 25 jaar bezig met weidevogelbescherming in de polders rond Oss
In het voorjaar van 2021 gaat voor de 25ste keer in de regio Oss het programma voor weidevogelbescherming van start. De voorbereidingen hiervoor starten al deze winter. 2021 zal een bijzonder jaar worden, in velerlei opzichten.
Wat ging er aan vooraf
In 1992 stelde de provincie hun nieuwe streekplan vast, waarin voor het eerst gebieden werden aangewezen waar extra beschermingsmaatregelen voor onder andere weidevogels en struweelvogels werden genomen. Want ook toen al was duidelijk dat de natuur achteruit ging en extra maatregelen nodig had voor bescherming van sommige soorten. In de regio Oss werden vooral delen van de open polders aangewezen voor bescherming van de aanwezige weidevogels. Boeren waren erg terughoudend over en gesprekken over de vorm van samenwerking sleepten zich voort.
In 1996 waren twee leden van de Vogelwerkgroep van IVN Oss het wachten beu. Henk van Grunsven in Berghem kende verschillende boeren in de Stijbeemden goed en in onderling overleg begonnen Henk en de boeren met beschermingsmaatregelen. Hetzelfde deed Martien van Niftrik in Vinkel. Geen moeilijke dingen en gewoon in goed onderling vertrouwen. Henk en Martien begonnen met het plaatsen van duidelijk zichtbare stokjes: één voor het nest van de weidevogel en één achter het nest. De boer kon dat bij het grasmaaien goed zien en maaide om het nest heen. Maar ook het onderling vertrouwen groeide door deze samenwerking. Steeds meer boeren besloten om mee te gaan doen en ook het aantal vrijwilligers groeide. Er kwamen zogenaamde loopvergunningen, die de vrijwilligers bij zich moesten hebben, zodat de politie kon zien dat de vrijwilligers toestemming hadden van de boer om op het betreffende perceel bezig te zijn met beschermingswerkzaamheden. In die tijd bestonden er nog geen vergoedingen, alles gebeurde op vrijwillige basis. Het ging om kleine stukjes gras, die bleven staan.
Deze start haalde de kou uit de lucht, de samenwerking ging goed: Het kon dus! Zo kwam er weer schot in de gesprekken met de boerenorganisaties en werd de samenwerking officieel voor alle polders van de Beerse Overlaat afgesproken.
Het begon met twee IVN’ers, maar ondertussen zijn er veel meer niet IVN’ers actief met weidevogelbescherming in de polders van de Beerse Overlaat dan IVN’ers.
Nesten markeren alleen bleek niet voldoende?
Zoals overal in Nederland bleek het markeren van nesten onvoldoende om de achteruitgang te stoppen. Zo gauw de kuikens in het gemaaide gedeelde kwamen vonden ze niet voldoende insecten om te eten. En ook schuilen voor kraaien, reigers en roofvogels was onmogelijk. Daarom kwamen er subsidiemogelijkheden voor meer maatregelen. Europa stelde daarvoor geld beschikbaar aan de provincies en in overleg werden er voorwaarden opgesteld. De eerste waren de zogenaamde verlaat-maaien-subsidieregelingen. Dat betekende dat een boer een contract kon afsluiten om bijvoorbeeld pas na 1 juni of 15 juni of zelfs 1 juli voor de eerste keer te maaien. Hoe later de datum hoe hoger de vergoeding. Het Brabants Landschap voerde de beoordeling en toekenning van de subsidieregels in Brabant uit. Al snel bleek voor veel kuikens dat 1 juni te vroeg was en deze ‘lichte’ regeling bleek niet het beoogde effect te bereiken. Er kwam een aanvulling op de subsidieregeling met de vraag om 0,1 tot 1 hectare extra te laten staan na de afgesproken datum, als er nog kuikens van grutto, wulp of tureluur op het perceel aanwezig zijn.
Toch, zoals ook in de rest van Nederland, bleven de aantallen weidevogels achteruit gaan. Het was nog niet voldoende en er kwamen steeds meer subsidiepakketten. Zo gelden er op percelen met mais speciale regelingen voor de kievit.
Plas-dras
In 2011 kwam er een vervolg, een nieuwe en vergaand regeling, de plas-drasregeling. Een perceel bij de Macharense eendenkooi werd vanaf 15 februari 2012 gedeeltelijk onder water gezet. Stukken nat en stukken droog, zodat er natte delen zijn waar de weidevogels voedsel kunnen zoeken in de zachte doorweekte bodem en hun nesten kunnen maken op de droge delen. Een ideale combinatie! En het werkt. Nu anno 2020 constateren wij dat er rondom die plas-draspercelen aanzienlijk meer weidevogels broeden dan op andere percelen.
Het kan dus wel, maar de laatste drie jaren is de droogte er als extra groot probleem bijgekomen. De bodem wordt te hard en er zijn te weinig insecten. Veel kuikens sterven nu van de honger. De oplossing daarvoor? Meer plas-dras percelen? In ieder geval moet droogte met water bestreden worden.
‘Van schrijven naar intikken naar volledige automatische registratie?’
Toen Henk en Martien 25 jaar geleden begonnen, zetten ze de gevonden nesten op een kaart, zodat de boer ongeveer wist waar de nesten lagen. Daarnaast hielden ze bij hoe vaak ze op pad gingen, hoeveel nesten van welke soort ze hadden gevonden en hoeveel kuikens ze hadden gezien. Dit alles werd netjes op formulieren naar het Brabants Landschap gestuurd, die daar een totaal overzicht van maakte. Hoe anders gaat het nu. De vrijwilliger gaat met een IPad of mobieltje het veld in en voert de gegevens direct in met een App. Er zijn zelfs al proeven om met een drone de nesten en kuikens op te sporen. Dat zou betekenen dat de vogels niet meer verstoord hoeven te worden, omdat de vrijwilligers niet meer zelf het veld in hoeven, maar vanaf de rand van het perceel de nesten in kaart kunnen brengen. Sommige boeren hebben tractoren vol elektronica en voeren de gegevens geautomatiseerd in. De locatie kan met locatieherkenning exact snel worden toegevoegd.
Wie had dit gedacht 25 jaar geleden? En wat gaat de toekomst ons brengen? Meer vogels? Dat blijft koffiedikkijken, de aantrekkelijkheid van de polder, de klimaatsverandering en onze mogelijkheden voor een goed beheer spelen daar een cruciale rol en daar moeten we gezamenlijk aan blijven werken en de polder rond Oss voor koesteren.